Uit het Archief III – Appelsienedieverij in de jaren '60

Gepubliceerd op 28 februari 2025 om 13:18

Geschreven door Jip Kok

Wie ‘Précieuses’ zegt, zegt ‘appelsien’. Maar wanneer is dat eigenlijk begonnen? In het eerste notulenboekje is te vinden dat in 1952, wanneer de nieuwe leden geïnaugureerd zijn, de vergadering geschorst wordt om een mandarijntje te nuttigen. Onduidelijk is of dit mandarijntje te maken heeft met de ‘appelsienendief’ uit ons verenigingslied, maar het is zeker aannemelijk.

Het eerste harde bewijs (tot nu toe gevonden) dat het ‘Et viens’ werd gezongen door onze vereniging, is het volgende kaartje:

 

Op de voorkant staat:

Nijmegen, 2 maart 1960

Zeer Geachte Mejuffrouw Niederer,

Gaarne wil ik hierbij U en Uw bestuur, en de leden van Les Précieuses Ridicules van harte dank zeggens , eveneens uit naam van mijn verloofde, voor het beeldige bosje fresia’s dat wij van U ontvingen. Het deed vooral mij goed om van de Précieuses, waar ik zo met hart en ziel lid van geweest ben, op deze dag een bloemrijke felicitatie te ontvangen.

 

En op de achterkant:

 

Ik wens Les Précieuses Ridicules nog lange jaren van dans- en spelgenot toe, en hoop in de toekomst nog eens het  plezier te beleven een echt Précieuses feest van wals, gavotte en menuet mee te maken.

Met vriendelijke groeten en n’ appele sienedief, ik heb oe toch zo lief,

 Tessie Ann Muller.

 

Dit lieve briefje is gestuurd door Tessie Ann. Zij was in 1956 een deel van het jaar abactis. Eerder had zij samen met haar verloofde, Johan van der Putt (quaestor in 1959), de huwelijksaankondiging naar LPR gestuurd. Blijkbaar had het huidige bestuur haar een bosje fresia’s gestuurd ter felicitatie en daarop had Tessie Ann weer dit briefje gestuurd. De ‘Mejuffrouw Niederer’ die wordt aangesproken is Betty Niederer, de toen huidige abactis.

Let overigens op de gekartelde randjes van het papier, iets wat blijkbaar erg hip was voor officiëlere brieven in deze tijd, gezien het archief er vol van zit. Ook opvallend zijn de twee gaatjes in het briefje, die er duidelijk niet in zaten toen Tessie Ann haar boodschap schreef, maar die waarschijnlijk zijn gemaakt toen de abactis dit briefje toevoegde aan haar abactismap.

Onze aandacht gaat natuurlijk uit naar de afsluiting: “Met vriendelijke groeten en n’ appele sienedief, ik heb oe toch zo lief.” Hier wordt duidelijk een deel van het refrein van ons ‘Et viens’ geciteerd! Wat verder de rol van het lied in de vereniging was, is (nog) niet duidelijk, want in deze tijd werden de algemene vergaderingen nog geopend en gesloten met de ‘Christelijke groet’. Dat het verder gezellig was bij de vereniging moge blijken uit de woorden van deze abactis i.t., die blijkbaar niet meer lid was, maar nog wel hoopte op een gezellig Précieuses feest aan te kunnen sluiten.

Het onderzoek naar de oorsprong van het ‘Et viens’ is verre van klaar, maar dankzij Tessie Ann hebben we een iets beter beeld van het gebruik van het lied. Dankjewel Tessie Ann!

~ ◈ ~

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.